Geschreven voor een concert van Domestica Rotterdam waarvoor ik verscheidene arrangementen had geschreven, maar waar ik vanwege Covid maatregelen niet bij kon zijn als speler.
De concerten op 4 juli zullen om meerdere redenen bijzonder worden; vanwege de omstandigheden, vanwege de muziek, maar voor mij persoonlijk zal het vooral raar zijn dat ik er niet bij ben en dat is in al die jaren nog niet eerder voorgekomen.
Sommigen van u weten misschien dat ik in Londen woon. De huidige situatie laat nog niet toe om voor repetities en concerten op en neer te reizen, nog afgezien van de verplichte quarantaine die daar dan in Engeland op zou volgen.
Toch voelt het haast alsof ik er die dag wel bij ben want er staat een fors aantal arrangementen van mijn hand op het programma, allemaal speciaal voor Domestica geschreven. Daarmee bedoel ik niet alleen dat ze zijn opgedragen aan het ensemble maar vooral dat ze zijn afgestemd op de spelers en onze specifieke bezetting.
U heeft er misschien nooit bij stil gestaan maar we zijn een asymmetrisch ensemble; normaal gesproken zou er bij een ensemble van ons formaat een gelijk aantal 1e en 2e violen zijn maar we hebben drie 1e en twee 2e violen. Daardoor klinkt de bovenstem altijd helder, een effect dat door de specifieke akoestiek van de Laurenskerk nog eens versterkt wordt. Tegelijkertijd betekent dat ook dat onze 2 altviolen relatief sterk zijn t.o.v. de 2e violen en de kleur in dat register donkerder maken. Dat is leuk voor een arrangeur want spelen met kleuren en klanken is wat arrangeren zo spannend maakt.
Tijdens een interview werd er ooit tegen me gezegd: "Arrangeren is makkelijk want je hoeft zelf geen noten te verzinnen, je moet alleen maar elke noot aan een instrument toewijzen – dat kan ik ook". Tja, op een bepaalde manier is dat waar, vergelijkbaar met "vertalen kan ik ook, je hoeft alleen maar elk woord op te zoeken in het woordenboek".
Het is duidelijk dat een echte vertaler, en arrangeur, veel meer doet. Er moet een goed begrip van context zijn, kennis van stijlen en vormen, inzicht in (muzikale) grammatica en vooral een eigen visie op het te bewerken origineel. Dat alles moet dan leiden tot een resultaat dat zo overtuigend een eigen geheel vormt dat niemand zich zou hoeven af te vragen wat de originele taal was c.q. de originele bezetting. Dit vereist wel degelijk creativiteit.
De Ricercare a 6 van J. S. Bach kan dat illustreren. Het is een 6-stemmige fuga, je zou dus met 6 instrumenten klaar kunnen zijn en elke noot hebben toegewezen. Toch heb ik ervoor gekozen om 9 solostrijkers te gebruiken. Daardoor hebben de onderlinge stemmen van de fuga niet constant dezelfde kleur want je kunt van instrument wisselen, dit creëert als het ware reliëf in zo'n stem. Daarnaast kun je ook één stem door 2 instrumenten laten spelen, die klinkt dan niet zozeer luider maar wel rijker van toon. Op die manier kun je bepaalde passages die je belangrijk vindt extra glans meegeven, zo zit je als arrangeur als het ware achter een mengpaneel.
Ik kan er nog wat meer op ingaan aan de hand van het Lamento van H. Isaac. Het origineel is 4-stemmig maar ik gebruik 6 solostrijkers want ik wilde vooral geen klassieke strijkkwartetkleur en met 2 extra spelers gaat het meer in de richting van een kamerkoor, waarbij de 2 altviolen en contrabas het ensemble een extra donkere kleur geven. Wat me voor ogen stond was het beeld van een donkere kapel waar in het zwart geklede monniken bij kaarslicht een klaagzang zingen rond een grafkist.
In Bach's Ricercare heb ik geen enkele noot toegevoegd, dat zou ook geen pas geven in een fuga, maar met deze Lamento ben ik veel vrijer omgegaan. Ik heb noten aan akkoorden toegevoegd om zo een vollere klank te creëren. Een aantal hele lange, statische noten heb ik van een onregelmatige ritme voorzien, in mijn fantasie zijn dat momenten waarop een monnik een gebed prevelt. Ik kan me ook voorstellen dat af en toe een monnik zo overmand wordt door emoties dat hij dat van zich af moet zingen en daarmee, als het ware, even buiten het ensemble treedt; dat heb ik geprobeerd te illustreren met het toevoegen van solistische versieringen en een onafhankelijke dynamiek. Verder heb ik op bepaalde hoogtepunten stemmen erbij geschreven (binnen de stijl natuurlijk) om zo volledig gebruik te kunnen maken van 6-stemmigheid.
Dit alles als voorbeeld van hoe ik vanuit een bepaalde visie een werk gearrangeerd heb. Voor puriteinen ben ik waarschijnlijk te ver gegaan maar zelf denk ik dat ik met deze middelen juist dichter bij de kern van de compositie ben gekomen dan een "noot-getrouwe" transcriptie. Uiteindelijk is het oordeel aan u of ik daarin geslaagd ben.
Ik hoop dat u een fantastisch concert gaat meemaken en in gedachten ben ik erbij,
Jan Willem Nelleke